'Van smokkelaar tot antropoloog'
by Jeanny Vreeswijk-Manusiwa
Op een terras in Scheveningen vernam ik al 'ha-hai-end' van kennissen dat Dieter Bartels in Nederland was. Hij was net teruggekeerd van een verblijf van vijf weken in juni en juli op de Molukken en was nu voor een kleine maand in Nederland bij zijn Molukse schoonfamilie in Waalwijk. Zijn onderzoeken op de Molukken in de jaren zeventig en in de jaren tachtig onder Molukkers in Nederland, en in beide gebieden in de jaren negentig zijn doorvlochten met interviews. Nu wilde Marinjo hem in een interview eens laten vertellen wie Dieter Bartels nu eigenlijk is. Daarvoor ging ik voor het eerst van mijn leven naar Waalwijk.
Voor de oorsprong van zijn liefde voor Indonesië gaan we terug in de tijd. Om de avond niet in de ochtend over te laten gaan, hebben we sprongen gemaakt in Bartels' levensloop.
Bartels werd geboren in München. Na de lagere school volgde hij het gymnasium waar hij wegens zijn geringe interesse in Latijn, Grieks, en algebra een paar jaar voor het eindexamen afhaakte. Hij werd een stagiaire bij een uitgeverij voor handelsbladen waar hij zich in adverteren specialiseerde. Voordat hij toegelaten werd tot een adverteeropleiding aan de Münchense Reclamevakschool, werkte hij voor diverse andere bedrijven in München als een advertentie-assistent. Deze opleiding ging hem heel goed af. Van de ongeveer tachtig leerlingen behoorde hij tot de eerste tien beste. Daarna belandde hij in de reclamebranche en kwam te werken bij een vruchtensappenfabriek.
Op dat moment in zijn leven voelde hij zich heel rusteloos. Hij was bang dat hij terecht zou komen in de tredmolen van kantoorwerk, dag na dag hetzelfde werk voor de volgende vijftig jaren van zijn leven. 'In het naoorlogse Duitsland bestonden veel regels. Duitsland was in die tijd erg conservatief. Alles was zo in hokjes, dus wilde ik weg', vervolgde Bartels. Zijn droom was de wereld te zien en toen hij een kleine erfenis ontving, maakte hij plannen om die te vervullen. Hij had een bestemming nodig en besloot dat dat het bijwonen van de Olympische Spelen in Tokio zou worden. Toen zijn vrienden van zijn plannen hoorden, voelden zij daar ook wel voor, maar zij waren bang voor het onbekende. Bartels had echter al besloten dat hij zou gaan, met of zonder vrienden. Hij was al heel ver in zijn voorbereidingen en zijn plannen stonden zo goed als vast. In januari 1964 nam hij de trein naar Marseille en een dag later zeilde hij in een Franse passagiersboot naar Azië. Zijn vrienden bleven achter, bang geen goede baan te vinden na hun terugkomst.
Aan boord vroeg een Zwitser hem of hij mee wilde doen met een goudsmokkel. Het zou hun ieder $ 1.000,00 opleveren. 'In die tijd was dat erg veel geld', aldus Bartels. Beiden verborgen een gordel met goudstaafjes onder hun kleren. Bij aankomst in Bombay was het de bedoeling dat ze op een bus zouden stappen die 's morgens toeristen op kwam halen voor een tour. De verwachting was dat deze bus probleemloos de douane zou passeren. De bus kwam echter niet in de ochtend, maar pas in de middag. Omdat zij op een vooraf geregeld tijdstip bij een locatie opgewacht werden, moesten ze met een taxi door de douane de stad in. Bij de douane verliep alles gladjes, maar het angstzweet brak hun beiden uit en het leek wel een uur te duren.
De taxi zette hen af bij een cafe in de heuvels waar een Fransman, die ze van de boot herkenden, op hen afkwam. Hij gebood hen het cafe te verlaten en de vijfde taxi in de rij langs de straat te nemen. 'We hadden geen idee waar we naartoe gebracht werden. Het enige dat ik kon doen, was het nummer van de taxi te onthouden', vertelde Bartels. Deze taxi bracht hen naar een huis in een woonwijk. Daar stonden ze plotseling in een kleine kamer waar een paar Indiërs het goud in ontvangst namen. Zij bleken het nodig te hebben om te kunnen voldoen aan de voorwaarden van bepaalde huwelijksceremonieën. Hierna bracht dezelfde taxi hen weer terug naar het café. Daar zaten nu meerdere Fransen te wachten. Ze kregen inderdaad ieder de beloofde $ 1.000,00 in dollar biljetten en handenvol klein geld. Het avontuur was net op tijd afgelopen om nog met de bus mee te gaan voor een tour. Samen gingen ze weer aan boord en vervolgden hun reis.
Na ongeveer drie weken stapte Bartels in Hongkong aan wal. Hij verbleef er ongeveer drie maanden. Niemand sprak Duits en hij probeerde wanhopig en zo snel als hij kon Engels te leren. Hij herinnert zich dat toen hij alleen op een verlaten pier liep, hij zich plots realiseerde dat hij in het Engels dacht in plaats van woorden uit het Duits te vertalen. Vanaf dat moment toonde zijn Engels een snelle vooruitgang en tijdens zijn verblijf in Azië verbeterde het aanzienlijk.
Op de boot had Bartels een jonge Chinese student van Bandung (West Java) ontmoet die hem uitgenodigd had hem te bezoeken. Aangezien de Olympische Spelen pas in de zomer plaatsvonden, besloot hij om eerst Zuidoost Azië aan te doen. Hij vloog naar Bangkok, nam een trein naar de Cambodjaanse grens, bezocht Angkor Wat (een spectaculaire tempel ruïne in the jungle) en vloog via Bangkok naar Jakarta op een Indonesische visum voor slechts twee weken. Op Java bezocht Bartels onder andere Jogyakarta en Soerabaya.. Op Bali verbleef hij in Sanur. In die tijd was de omgeving nog niet volgebouwd en kon je een schitterende wandeling maken van Den Pasar naar Sanur. De omgeving was toen nog niet volgebouwd. In die tijd was het mogelijk om een schitterende wandeling te maken van Den Pasar naar Sanur. Verder deed Bartels Kalimantan en Sumatra aan. Hij reisde met de boot en kilometers met een vrachtwagen, over wegen met gaten waar de hele truck in paste. Om de paar kilometer ging er wel iets stuk. De 200 kilometer lange reis duurde vierentwintig uur.
Van Medan naar Jakarta ontmoette hij op de boot de dochter van een belangrijke generaal die hem uitnodigde bij haar familie in Bogor te logeren. Bartels gaf hier graag aan gehoor. Inmiddels was hij verliefd geraakt op het land en na vele keren zijn visa te hebben vernieuwd, verliet hij tenslotte na drie maanden Indonesië. De Chinese student die hij op de boot had leren kennen is hij nooit tegengekomen. In Bandung trof hij slechts een leeg huis aan.
In juli 1964 arriveerde Bartels tenslotte in Tokio. Op tijd voor de openingsceremonie van de Olympische Spelen, maar alle kaarten waren al uitverkocht. In een brief aan het Japanse Olympische Committee wist hij echter de president van het committee te overtuigen hem kaarten te geven. Helaas was het onmogelijk om dat nog voor de openingsceremonie te regelen. Een toevallige ontmoeting met iemand ter plaatse bracht de oplossing. Zich voordoend als voorname sporters wisten ze het stadion binnen te komen. Bartels klom over de hoge hekken en kwam uiteindelijk toch op de tribune terecht bij de atletiekbaan, net voor de Japanse keizer. De sporters gingen direct aan hem voorbij en hij was in staat twee vrouwelijke atleten te begroeten die leden waren van zijn club, 1860 München (Hij speelde daar handbal).
Inmiddels was Bartels van plan om vanuit Azië naar Amerika te gaan en zo rond de wereld te reizen. In Hongkong had hij bij de Amerikaanse ambassade een immigrantenvisum (green card) aangevraagd die via Bangkok, Jakarta, Soerabaja doorgestuurd werd naar Tokio waar het uiteindelijk werd afgegeven. Met zijn green card op zak vertrok hij naar Amerika. Hij voer op een Duitse vrachter en werkte aan boord als kelner en schoonmaker voor de bemanning in ruil voor de overtocht. In januari 1965 legde de boot in Los Angeles aan, maar Bartels ging door naar San Francisco waar hij een baan kon krijgen als een kelner's helper in een Joods delicatessen restaurant.
Bartels bleef echter rusteloos en na vier maanden verliet hij San Francisco om van de westkust naar de oostkust te liften en dan naar München terug te keren. Vlakbij Las Vegas, Nevada, werd hij opgepikt door een echtpaar van Tucson, Arizona, die hem naar Tucson bracht. Hij mocht bij hun overnachten en ontmoette hun dochter, later zijn eerste vrouw. Zij studeerde kunstgeschiedenis nadat de universiteit haar ontmoedigd had archeologie te studeren 'wat geen beroep was voor een vrouw'. Dus spoorde ze Bartels aan die studie te volgen. Na een archeologie workshop bijgewoond te hebben waar uren gediscussieerd werd over de vorm van een speerpunt uit een vroeger tijdperk, besloot Bartels iets anders te doen. 'De levenden interesseren me meer dan de doden', lacht hij.
Nadat hij magna cum laude zijn kandidaats in antropologie had behaald aan de Universiteit van Washington, kreeg hij een volledige beurs om aan Cornell University te studeren, een prestigieuze Ivy League universiteit in New York, met het beste programma in Zuid-Oost Azie Studies, Bartels' specialisatie. Hiermee kwam hij een beetje dichter bij zijn wens om op een dag terug te keren naar Indonesië. Hij ontmoette Frank Cooley (auteur van Altar and Throne in Central Moluccan Societies) die hem aanmoedigde het pelaschap te bestuderen. Hij koos de Midden Molukken als zijn studiegebied, deels omdat hij altijd geintrigeerd was door de geschiedenis van de 'Specerij-Eilanden' en deels als contrast tegen Java, Bali, Sumatra, Kalimantan en Sulawesi waar in die tijd de meeste wetenschappers zaten. 'Er werd toen nog niet veel onderzoek in Oost-Indonesië gedaan en de Midden Molukken werd indertijd eigenlijk behoorlijk verwaarloosd', zegt Bartels.
Na zijn Masters of Art (Doctorandus) behaald te hebben schreef hij een onderzoeksvoorstel voor de Molukken voor zijn doctortitel. Het voorstel werd geaccepteerd door het Lembaga Ilmu Penghatauhan Indonesia (LIPI) in Jakarta. Tot op heden passeren alle onderzoeksaanvragen dit nog altijd dit bureau. Later op de Amerikaanse ambassade werd hem een aantekening op zijn aanvraag getoond. Deze gaf aan dat de Indonesische overheid ook geïnteresseerd was in het aangevraagde onderzoeksgebied. De Molukken waren destijds nog gesloten voor onderzoekers. Omdat de regering nog steeds bezorgd was over de RMS, reliaseerde Bartels zich dat hij een fijne lijn moest bewandelen en niets kon schrijven dat de Molukkers kon schaden.
In 1974 en 1975 verrichtte Bartels veldwerk op de Molukken. Eerst woonde hij een tijdje in de Sekolah Tinggi Theologia in Ambon Stad (Kota Ambon) waar hij optrok met twee Nederlandse docenten. Later verhuisde hij naar het dorp Erie (Nusaniwe). Zijn proefschrift werd in 1977 gepubliceerd. In het begin van de tachtiger jaren bracht Bert Boer, een van de Nederlandse docenten, hem in Nederland in contact met het toenmalige Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (nu Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). De treinkapingen waren net achter de rug en de overheid was heel erg geïnteresseerd in het socialisatieproces onder Molukkers. Maar in die tijd kwam geen Nederlandse onderzoeker een Molukse wijk binnen. Bartels werd gevraagd of hij ervoor voelde een dergelijk onderzoek te doen. Dit was het begin van 'Ambon is op Schiphol'.
Bartels gaat niet alleen voor familiebezoek (zijn tweede vrouw is Molukse) regelmatig naar de Molukken. Hij blijft actief artikelen schrijven en voor zijn onderzoeksmateriaal is het belangrijk op de Molukken en in Nederland veldwerk te doen. Vorig jaar was hij onder andere op Ambon en Saparua. Tijdens de, tot dusver, heetste periode van de burgeroorlog, vond hij zichzelf in diverse levensbedreigende situaties. Hij werd bijna gedood door een scherpschutter. En ook dit jaar verbleef hij op de Molukken. Vergeleken met de zomer van 2000 beaamt hij dat het nu inderdaad rustiger is. Vorig jaar koos het leger duidelijk partij en streed mee aan islamitische kant. Volgens Bartels heeft het aanstellen van een Balinese militaire bevelhebber bijgedragen tot een meer neutrale rol van het leger op de Molukken. Er stonden en staan natuurlijk weloveral wachtposten. Ook in de wijk waar hij logeerde. Op gasflessen werden 's nachts codes aan elkaar doorgetikt.
Tijdens zijn beide verblijven kreeg hij het idee bijna iedereen normalisatie wil en wanneer het overgelaten wordt aan de 'orang ketjil', zal er zo vrede zijn. Hij ging naar het moslimdeel van Ambon Stad om meer te weten te komen over hun kijk op de situatie. De Jihad-strijders onderdrukken vaak ook de islamitische bevolking. Het wordt hun bijvoorbeeld verboden levensmiddelen te verkopen aan christenen. Omdat christenen voor de kerusuhan (onrust)voornamelijk ambtenaren waren, hebben zij nog wat geld en hun salarissen worden gewoon doorbetaald. Veel moslims, die meer van de landbouw leefden, hebben momenteel helemaal geen inkomsten. Het zijn de christenen die het nu financieel veel beter hebben. Zij bouwen winkeltjes, warungs en eethuisjes. Bartels gelooft dat de ontdekking van de handel door de christenen een van de meer positive resultaten is van de kerusuhan.
Welke rol pelaschap in deze tijd nog kan spelen op de Molukken, hebben we tijdens dit interview in het midden gelaten. Bartels' visie op de huidige situatie op de Molukken heeft hij vorig jaar beschreven in een artikel genaamd 'Your God is no longer mine'. 'Tot de jaren tachtig, negentig, speelde pelaschap nog een actieve rol op de Molukken', aldus Bartels. 'Dit blijkt uit de vele 'bikin panas pela'-activiteiten die in die jaren gehouden werden. Een Molukker was altijd in de eerste plaats Molukker, dan pas kwam de religie. Nu komt religie eerst wat de abyss creerde tussen moslims en christenen, die krachten van buitenaf zo succesvol uitgebuit hebben in de laatste jaren'.
Aan het eind van ons gesprek vraag ik Bartels hoe hij denkt over de ontwikkeling van de derde en vierde generatie Molukkers in Nederland. (Bartels spreekt over vier generaties, omdat hij de tweede generatie in tweeën splitst: zij die in Indonesië zijn geboren en zij die in Nederland zijn geboren). Met betrekking tot de vierde generatie denkt hij dat vooral de kinderen uit gemengde huwelijken fanatiek zullen zijn in het 'Moluks zijn'. Om er achter te komen hoe dat werkelijk in elkaar zit, zou hij graag meer veldonderzoek willen doen een vervolg schrijven op 'Ambon is op Schiphol'.
Marinjo, November 2001.