Van pela tot socialisatie

Victor Joseph

‘Wie ik ben? Ergens een verdwaalde ziel/persoon, iemand die geen echt thuis heeft. Ik ben in Duitsland geboren en leef nu in Amerika maar ben soms in Holland te vinden of ergens anders op de wereld. Ik ben een reiziger met een sterke identiteit, die niet echt gebonden is aan een bepaalde nationaliteit. Ik was altijd al geïnteresseerd in vragen omtrent identiteit zoals wat de oorzaak is van een identeit, wat maakt iets tot een identiteit, heb je een identiteit, heb je een identiteit nodig. Kan je zelf een identiteit opbouwen of moet je hiervoor een groep mensen om je heen hebben. Ik denk dat veel antropologen een beetje vervreemd zijn van hun omgeving. Zij geven wel om de samenleving maar kunnen zich hier niet in aarden, zich er niet in thuis voelen. Ik denk dat dat met mij ook het geval is. Ik vind het bijvoorbeeld fijn om Duitsland te bezoeken maar om daar te gaan wonen?’ Aan het woord is Dieter Bartels. Hij beseft dat de rollen nu omgedraaid zijn. In het begin een beetje ongemakkelijk beantwoordt Bartels vragen over zichzelf. Wel behoedzaam formulerend als het om z’n recente onderzoek gaat met telkens weer die bekende lach. Binnen de Molukse gemeenschap in Nederland is hij onder meer bekend geworden door zijn socialisatie-onderzoek. Waarvoor hij veel interviews heeft afgenomen en activiteiten van kumpulans heeft bezocht. Het afgeronde onderzoek is vorig jaar (als COMT/IWM uitgave) in het Engels verschenen met de titel ‘Moluccans in Exile’. Binnenkort is de Nederlandstalige editie te verwachten. ‘Ambon is op Schiphol’ zal het heten. Zijn eerste onderzoek naar de pela op de Molukken (‘Guarding the Invisibile Mountain’ – Cornell University) was zijn entree bij de Molukkers op de Molukken. Het was tevens zijn visitekaartje bij de Molukse gemeenschap in Nederland. Een interview met Bartels over zijn interviews, onderzoeken en zijn grenzen.


Tokio/Amerika

Amerika is nu min of meer z’n standplaats. Voor hoelang? Dat weten we niet. In ieder geval komt hij na verschillende reizen over deze aardbol hier regelmatig terug. Oorspronkelijk was het niet zijn bedoeling om zich in Amerika te vestigen. Bartels: ‘Dat was niet gepland. Het was puur toeval.’ Het jaar 1964 was een belangrijk jaar voor hem. Want niet alleen behaalde hij in dat jaar zijn diploma aan de reclamevakschool (‘advertising school’) maar stelde hij zich als doel naar de Olympische spelen in Tokio te gaan. ‘Ik erfde wat geld en dacht dit is voor mij de kans om Duitsland te verlaten, om wat van de wereld te zien. De Spelen werden mijn doel. Ik vertrok in januari om in oktober in Tokio aan te komen.’ Voornamelijk per schip (“Dat is de goedkoopste manier’) reisde hij van het ene Aziatische land naar het andere. Op een van die scheepsreizen kreeg hij al een tip van een jonge Chinees uit Bandung om naar Indonesië te gaan. Bartels: ‘Ik had er niet zoveel zin in omdat ze in die tijd die confrontatie met Maleisië hadden.’ Hij vertoefde onder meer in Hongkong, Thailand en Cambodja. Maar later in het jaar toch ook in Indonesië: ‘Ik was toch in de buurt en had voor 2 weken een visum. Dus waarom niet, had ik zo gedacht. Het werden uiteindelijk drie maanden. Op Java, Bali en Kalimantan ben ik geweest, maar niet in Oost-Indonesië. Ik wilde wel maar op dat moment was er een verbod.’ Tijdens zijn verblijf in Tokio werkte hij als barman in een Duits café (‘Ze hadden een wit gezicht nodig’). Na een tijdje werd Amerika z’n nieuwe bestemming. Na drie maanden San Francisco vond Bartels dat het tijd was om naar Duitsland terug te gaan. Dit pakte anders uit. Bartels: ‘In Las Vegas reed ik met een aantal mensen mee naar Tucson. Ik ontmoette daar hun dochter. Later kwam ik haar in New York tegen waar zij Chinees ging studeren en ik trouwde met haar. That’s how I stuck in America. Zij ging in Seattle (Washington) studeren. Ik had op dat moment weinig om handen, want met mijn papieren van de reclamevakschool kon ik niets doen omdat op dat moment mijn Engels slecht was. Zij zei: ‘Ga dan terug naar school.’ ‘Maar mijn vraag was hoe ik op de universiteit kon komen. Want mijn gymnasium had ik toentertijd niet afgemaakt. Gelukkig was er een ‘community college’ waar je zo kon binnenkomen.’


Eigenlijk zou hij in Washington aan een archeologie-studie beginnen.

Bartels: ‘Ja, dat is waar. Eerst ging mijn interesse uit naar de Azteken, Mexcio enzovoort. Maar toen ik op de conferenties mensen hoorde redetwisten over waarom dit pijltje deze vorm had en niet die vorm, begon het me werkelijk te vervelen. I’m sick of the dead ones and want to study living people. Ik koos toen culturele antropologie. Dat ik naar Indonesië zou gaan stond voor mij vast, want in vergelijking met de andere Aziatisce landen beviel dit me beter.’ Voor hem stond buiten kijf dat zijn studie-onderwerp niet uit Java, Sumatra of Bali zou komen: ‘ omdat iedereen daar al is geweest.’

Actie Wassenaar

Inmiddels was het 1970. Op weg naar z’n familie in Duitsland deed hij Nederland aan. Zijn aandacht ging uit naar het Volkenkunde Museum Nusantara in Delft en de bibliotheek van de Universiteit van Leiden. ‘Ik had gehoopt dat ik misschien wat ideeën zou krijgen voor mijn studie over Indonesië. In deze periode bezetten op 31 augustus 1970 Molukse jongeren de in Wassenaar gelegen ambtswoning van de Indonesische ambassade (Taswin). Actie-Wassenaar werd wereldnieuws. Dit gaf de doorslag bij Bartels wat hij als onderwerp zou kiezen. ‘Ik vroeg me meteen af wie die Molukkers waren. Ik raakte gefascineerd.’ Terug in Amerika concentreerde hij zich op literatuur en allerlei informatie over de Molukken. Hoe kwam je op het onderwerp pela? ‘In het begin nam ik veel oude boeken door van onder meer Jensen (‘Drei Ströme) en Riedel (‘De sluik- en kroesharige rassen’). En ook ‘Altar and Throne in Central Moluccan Societies’ van Frank Cooley. Nou hier beschreef Cooley in zeg maar drie pagina’s wat over de pela. In een voetnoot (Cooley blz. 261 ‘To the writer’s knowledge there has not yet appeared in any language a full study of pela. For this reason it is regretted that the present account must of necessity be so abbreviated’.) schreef hij dat iemand hier een onderzoek naar zou moeten doen. Nou ‘I’m the one.’

Bartels nam contact op met Cooley. Een afspraak werd snel gemaakt. ‘Ik leerde veel van hem voordat ik naar Ambon ging zodat Ambon bijna geen verrassing meer voor me was.’

Er wachtte hem wel een andere verrassing in Djakarta. Een lid van de culturele attaché van de Amerikaanse ambassade liet hem zijn brief aan de Indonesische instantie zien (‘They actually wanted you badly’). De handgeschreven opmerkingen in de kantlijn maakten duidelijk dat ze zeker Bartels wilden toelaten voor dit onderzoek. Bartels: ‘Omdat de Indonesische regering het daar zelf niet kan doen. Dit is voor hen een manier om dingen uit te zoeken over de Molukse cultuur.’ De onderzoeker beseft dat hij op een bepaalde wijze als een soort spion kan fungeren.

Bartels: ‘Dat is altijd al de mening over antropologie. Je moet dan zo schrijven dat de positie van de personen die je bestudeert, niet in gevaar komt. Tussen de regels door kan je wel kritiek op de overheid geven.’ De voorbereidingen met Cooley en de aanbevelingsbrieven die hij meekreeg wierpen hun vruchten af.

Bartels merkte dat Cooley op Ambon een goede reputatie had. Bij aankomst in 1974 op vliegveld Laha wachtte ds. Nico Radjawane (voorzitter GPM) hem op en was er al een huis in gereedheid gebracht. Bartels: ‘Ik kon me gelijk aanpassen.’

Outsider

In het gebied Nusaniwe begon de tocht langs de dorpen voor de marathongesprekken. Met het Indonesisch dat hij tijdens de zomercursussen in Cornell had geleerd kon hij aardig uit de voeten. Maar al gauw had hij voor de bezoeken toch een tolk nodig. Aan de Universiteit Pattimura zocht Bartels onder de studenten Engels naar de juiste mensen voor zijn onderzoek. Bartels: ‘Er waren er toen veel die het alleen konden lezen maar niet spreken.’ Bartels kon uit twee personen kiezen. Degene die afviel was een mooie dochter van een Bapa Radja uit de omstreken van Ambon. Bartels vertelt al schaterend waarom: ‘Als ik haar had meegenomen langs de dorpen en eilanden was het onderzoek niet doorgegaan, want iedereen zou dan zeggen dat ik wat met haar zou hebben.’ Uiteindelijk werd Boetje Balthasar uit Kisar zijn assistent. Achteraf zegt de antropoloog, was het een goede keuze: ‘Want Boetje was een outsider. Hij was een Molukker maar geen Ambonees.’ Bartels maakt dezelfde vergelijking met Ferry Siwabessy, die hem heeft geassisteerd bij zijn onderzoek in Nederland. ‘Met Ferry ging ik naar de verschillende kumpulanbijeenkomsten. Daar werd ik meer geaccepteerd dan Ferry, omdat Ferry uit Ulat komt. Ik ben neutraal, ik kom niet uit een of ander dorp. Want kijk, als je uit jouw dorp naar een andere kumpulan gaat, zeggen ze ‘Hé wat doet hij hier. Spion lihat2. Er kunnen geheimen van onze kumpulan naar die kumpulan gaan.’

Bartels verder over z’n ervaring op Ambon: “Wanneer we een kampong binnenkwamen was het eerste dat we deden naar het huis van de Bapa Radja gaan. Dit was het idee van Boetje. In dit soort dingen was hij goed. Hij kende de gewoonten. Als de Bapa Radja er niet was zochten we de Kepala Soa op. Hoe zo’n gesprek meestal ging? Je zit op de veranda. Er wordt thee gebracht. Nadat we het doel van ons bezoek hebben uitgelegd beginnen zij de bekende vragen te stellen. Je weet wel van ‘Sudah kawin. Anak berapa.’ Want dan kunnen ze jou plaatsen. De gesprekken verschilden per situatie. Soms was de Bapa Radja alleen bij het gesprek aanwezig of kwam hiervoor de hele Saniri bijeen.

‘Over het algemeen was men zowel in de islamitische als in de christelijke dorpen bereidwillig,’ stelt hij vast. Het kwam ook wel voor dat ze weinig van de mensen te horen kregen. Enerzijds omdat de betrokkenen het hun niet wilden vertellen of men kende de verhalen niet. Bartels:’Sommigen raakten in verlegenheid wanneer bleek dat ze niets of weinig wisten. Ze proberen dit dan te verbergen door te zeggen dat het een geheim is.’ Hier in Nederland deden dit soort situaties zich ook voor. Bartels: ‘Je hebt bepaalde mensen die boeken over de Molukken verzamelen. Men hoeft ze niet gelezen te hebben, maar kan daarmee toch de indruk wekken veel dingen te weten die anderen niet weten. De gedachte hierachter is dat wie veel boeken heeft, ook veel macht heeft. Je maakt dan zoiets mee dat men zei van ‘Ik heb deze boeken en jij hebt ze niet. Ik leen het niet aan jou uit en maak ook geen fotokopiën. Ach, je weet het wel enzovoort, enzovoort.’

Ethiek

In 1977 bezocht Bartels een aantal Nederlandse vrienden die hij op de Molukken had ontmoet. Een daarvan was ds. Bert Boer, zijn tafeltennismaat op Ambon. ‘Boer vroeg me waarom ik niet in Nederland wat zou gaan doen. ‘Ik wil wel’ antwoordde ik, ‘maar ik weet niets van de situatie in Nederland af.’ Een telefoontje van de Boer naar Rinus Pennix bracht het bekende balletje aan het rollen. Bartels:’De volgende dag had ik een afspraak in Rijswijk. Penninx was enthousiast over een boek over pela in Nederland. Maar een tijd later kreeg ik een brief van WVC dat ze niet een studie over pela maar over socialisatie willen. Ik denk dat ze dit hebben afgewezen omdat in termen van beleid voor hen een socialisatie-onderzoek meer bruikbaar en nuttig materiaal zou opleveren.’ Bartels ging akkoord met de gewijzigde opzet. “De rode draad was socialisatie. Je had te maken met onder andere identiteit, emancipatie en religie. Dus hoe dan ook ik kan in die interviews vragen stellen over de pela-relatie. Ik moest wel voorzichtig zijn in wat ik wel en niet kan gebruiken in de uiteindelijke publikatie.’ Bartels vertelt tot hoever je in zo’n onderzoek kan gaan: ‘Vanuit een wetenschappelijk standpunt kan je dingen interessant vinden, maar je gaat je toch steeds afvragen wat de overheid ermee zou kunnen doen. Omdat het tegen de Molukkers gebruikt kan worden. Ik vind het in ieder geval belangrijker de mensen te beschermen met wie ik werk. Het is voor mij de moeite niet waard om mensen te kwetsen of te benadelen. Wat betreft mijn criteria ga ik ervan uit dat je altijd de identiteit van jouw informanten moet beschermen. Als je iets erg belangrijk voor het onderzoek vindt kan je het nog zo schrijven dat er geen aanknopingspunten te vinden zijn zodat men er niet acher kan komen waar het heeft plaatsgevonden.’ Met nadruk: ‘Ik persoonlijk zal niets doen wat gebruikt kan worden door welke regering dan ook tegen de personen die ik bestudeer.’

Zelf-initiatief

Wat is dan de waarde van ‘Moluccans in Exile’ voor de Nederlandse overheid?

Bartels: ’Er zit hier genoeg materiaal in die ze positief kunnen gebruiken. Ik vind bijvoorbeeld dat de overheid de ontwikkeling van de etnische identiteit van onder andere Molukkers zou moeten steunen. Omdat ik constateer dat mensen met een sterke identiteit het goed doen in de Nederlandse samenleving. Juist zij kunnen goed overweg met hun eigen identiteit in deze samenleving. Ik ben van mening dat de overheid het behoud van eigen identiteit en cultuur moet stimuleren en ondersteunen omdat het de mensen helpt integreren.’ Bartels haakt in op het recent WRR-rapport; ‘Tot op een zekere hoogte ben ik het met Entzinger eens. Dat als je in een samenleving bent – ook al ben je hier tegen je wil – je moet trachten om er wat van te maken. Zoals bijvoorbeeld het leren van de taal.’ Over de rol van de overheid: ‘Wanneer je faalt behoort de overheid je te helpen, maar je moet ook wat van jezelf erin steken.’ Bartels; ‘Een stukje zelf-inititatief moet er zijn. Wat dit betreft sta ik pal tegenover het standpunt van Entzinger. Ik zeg dat als je de etnische identieit van mensen ondersteunt ze dan trots worden en van daaruit een brok zelfvertrouwen krijgen.’


In het onderzoek introduceer je het sleutelbegrip ‘etnische etiolatie’ in het slothoofdstuk. Wat wil je ermee aangeven?

Bartels: ‘Etiolatie1 is een woord dat ik van de biologie heb geleend. Wat ik probeer te zeggen is dat wanneer een groep mensen in een bepaalde samenleving voor een lange periode verblijft, ze meer en meer op die samenleving gaat lijken. Je neemt niet alleen de gebruiken over van hoe je met mes en vork eet maar ook de denkpatronen. Onbewust neem je wite denkpatronen over. Dat wil ik met ‘etnische etiolatie’ zeggen. Want bij een verblijf van generatie na generatie in een andere samenleving, neem je dingen over die niet zo duidelijk zijn, niet echt herkenbaar zijn namelijk: het denken van de blanken. Ergens is het niet verwonderlijk want vanaf de kleurschool zit je in een klas met Nederlanders en vaak met een Nederlandse leraar voor de klas die allemaal wit-denken. Of dit gestopt kan worden? Ik betwijfel het. Ik vraag me af of een minderheidsgroep na een tijd niet meer gaat lijken op de meerderheid. Want waar moeten ze hun voorbeelden vandaan halen. Want de opa’s en oma’s van de kleinkinderen in Nederland zullen er spoedig niet meer zijn. Kijken naar de situatie op de Molukken heeft z’n grenzen omdat daar zich andere ontwikkelingen voordoen. Maar wat ik wel wil benadrukken is dat het verloren gaan van bepaalde aspecten van een cultuur niet wil zeggen dat dit verlies betekent van jouw culturele identiteit.’
Bartels: ‘Zelf ben ik door het onderzoek veel gaan leren over mijn eigen identiteit. Ik denk dat ik door de vele gesprekken met de ooms en tantes veel wijzer ben geworden. Iemand zei tegen me ‘Je kijkt te diep in de Molukse keuken.’ Ik vatte het als een compliment op, maar aan de andere kant weet ik wat ermee bedoeld wordt.’

 

Dit artikel verscheen in Marinjo, 90/2.

 


1) Etiolatie wordt in de biologie gebruikt voor het proces wanneer leden van een stengel onthouden worden van zonlicht. Zonlicht vervult in deze een belangrijke rol bij de vorming van voedsel. Is dus van vitaal belang voor de voeding en groei. Bijvoorbeeld wanneer je het gedeelte van een pluk gras dat onder een baksteen zit (dus afgezonderd van zonlicht) vergelijkt met de rest dat wel aan het zonlicht een tijdje is blootgesteld, blijkt dat het gras wel groeit, maar dat de groene kleuren van het gedeelte dat verstoken is van het zonlicht verschilt (verbleekt) van het resterende gedeelte.

In ‘Moluccans in Exile’ wordt de Molukse gemeenschap hier in Nederland als minderheid, temidden van een witte Nederlandse samenleving, beschreven, waarbij de onderzoeker vaststelt dat de ontwikkeling van de Molukse gemeenschap sterk beïnvloed wordt door de meerderheid/Nederlandse samenleving en ook doordat de Molukse gemeenschap geen culturele voeding (om in de termen van de vergelijking te blijven: geen zonlicht) krijgt. return ^